Grenzen aan de aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot
13-01-2017
De CV is een vanuit fiscaal, juridisch en praktisch oogpunt aantrekkelijke rechtsvorm voor onder meer de financiering van projecten en startende ondernemers, maar ook voor samenwerkingsverbanden en bedrijfsopvolging. Een voor de praktijk belangrijk aspect bij de CV betreft de aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot. Hierna komen enkele recente ontwikkelingen op dit punt aan de orde.
Commanditaire vennootschap (CV)
De CV kenmerkt zich, kort gezegd, als een overeenkomst op basis waarvan ten minste één beherend vennoot en ten minste één commanditaire vennoot op basis van gelijkwaardigheid samenwerken en prestaties inbrengen, met het doel om vermogensrechtelijk voordeel te behalen. Alhoewel zij naar huidig recht geen rechtspersoonlijkheid heeft (zoals een BV), kan zij als zelfstandig rechtssubject aan het rechtsverkeer deelnemen.
Uitgangspunt: beperkte aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot
De commanditaire vennoot heeft een andere positie binnen de CV dan de beherend vennoot. De beherend vennoot is bevoegd om namens de CV te handelen en verbindt zich daarbij hoofdelijk (naast de CV en eventuele andere beherende vennoten) tot nakoming van namens de CV gemaakte afspraken.
De commanditaire vennoot is niet aansprakelijk voor de schulden van de CV. De commanditaire vennoot kan slechts intern door de CV worden aangesproken tot een bijdrage in de schulden of verliezen van de CV tot het bedrag van hetgeen hij heeft ingebracht of moet inbrengen (tenzij anders is overeengekomen).
Voorwaarde voor deze beperkte aansprakelijkheid is wel dat commanditaire vennoot niet namens (of expliciet voor rekening van) de CV naar buiten toe optreedt en daarbij tegenover derden de indruk wekt eveneens een volledig aansprakelijk beherend vennoot te zijn. Om die reden wordt de commanditaire vennoot ook wel ‘stille’ vennoot genoemd. De commanditaire vennoot geldt als ‘stil’ indien en voor zover:
- zijn naam niet in de handelsnaam van de CV wordt gebruikt (tenzij het de eerder gebruikte naam van een beherend vennoot is die commanditair vennoot wordt) (‘naamvoeringsverbod’); en
- hij niet extern namens de CV handelt, ook niet krachtens volmacht, en niet intern door zijn handelen een beslissende invloed uitoefent op het handelen van de beherende vennoten (‘beheersverbod’) (artikel 20 WvK).
Uitzondering: hoofdelijke aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot
Wanneer de commanditaire vennoot (één van) de hiervoor genoemde verboden overtreedt, geldt hij vanaf dat moment als beherend vennoot en is hij, evenals de andere beherende vennoten, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden en verbintenissen van de CV (artikel 21 WvK). Ook voor de schulden en verbintenissen die voor zijn overtreding zijn ontstaan of voortvloeien uit de bevoegd namens de CV verrichte handelingen van de overige beherende vennoten.
Voorwaarde voor deze ‘strafaansprakelijkheid’ is wel dat de commanditaire vennoot enig verwijt moet kunnen worden gemaakt van zijn handelwijze, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat hij ervan op de hoogte behoort te zijn dat hij geen daden van beheer namens de CV mag verrichten (HR 11 april 1980, NJ 1981, 377) . Bij overtreding van het beheersverbod zal in de regel dus wel sprake zijn van verwijtbaar handelen. Bij overtreding van alleen het naamvoeringsverbod kan dat anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de CV de naam van de commanditaire vennoot zonder zijn medeweten in haar handelsnaam gebruikt. De commanditaire vennoot treft dan geen verwijt en wordt niet hoofdelijk aansprakelijk.
Nadere grenzen aan het beheersverbod en de hoofdelijke aansprakelijkheid
In een tweetal meer recente arresten heeft de Hoge Raad nadere grenzen gesteld aan (het risico op) overtreding van het beheersverbod en de daaraan gekoppelde hoofdelijke aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot.
Zo oordeelde de Hoge Raad in het zogenoemde ‘Katterug-arrest’ van 29 mei 2015 (JOR 2015/192) dat de sanctie van hoofdelijke aansprakelijkheid voor de commanditaire vennoot in een evenredige verhouding moet staan tot de aard en ernst van de schending en achterwege moet blijven indien en voor zover die sanctie niet (volledig) wordt gerechtvaardigd door het handelen van de commanditaire vennoot. Is dat niet het geval dan kan hoofdelijkheid worden afgewezen of worden beperkt tot slechts bepaalde verbintenissen van de CV.
In datzelfde arrest oordeelde de Hoge Raad bovendien dat bij de beoordeling van de vraag of het beheersverbod is overtreden ook van belang is of de betrokken derde wist of kon weten dat hij te maken had met een commanditaire vennoot. In dit geval wist de wederpartij dat de overeenkomsten mede ondertekend werden door de commanditaire vennoten in die hoedanigheid, en kon hij zich er dus niet op beroepen dat zij tegenover hem de schijn hadden gewekt beherend vennoten te zijn. Een hoofdelijke aansprakelijkheid van de commanditaire vennoten moet in dat geval dan ook worden afgewezen.
Een situatie waarin er bij derden onduidelijkheid kan ontstaan over de hoedanigheid waarin een commanditaire vennoot optreedt, doet zich voor indien zowel de beherende vennoot als de commanditaire vennoot rechtspersonen zijn die beide door dezelfde personen worden bestuurd en vertegenwoordigd (‘personele unie’). In het zogenoemde ‘Distriport-arrest’ van 4 november 2016 (JOR 2016/326) oordeelt de Hoge Raad echter dat het enkele bestaan van zo’n personele unie niet kan leiden tot een hoofdelijke aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot wegens overtreding van het beheersverbod. Volgens de Hoge Raad geldt, behoudens tegenbewijs, als uitgangspunt dat een persoon die zowel een beherend als een commanditair vennoot (in ruime zin) kan vertegenwoordigen, bij het verrichten van een beheershandeling heeft gehandeld namens de beherend vennoot.
Conclusie
De conclusie is dat er, ondanks het geldende beheersverbod, meer ruimte is ontstaan voor de commanditaire vennoot om namens de CV op te treden, mits er bij derden geen misverstand ontstaat over de vraag of er wordt gehandeld in de hoedanigheid van commanditair of beherend vennoot.
Conceptwetsvoorstel
Dit is ook het uitgangspunt in een conceptwetsvoorstel dat op 26 september 2016 door de Werkgroep Personenvennootschappen (o.l.v. prof. mr. Van Olffen) aan de Minister van Veiligheid en Justitie is aangeboden. Hierin wordt het naamvoeringsverbod geschrapt en het beheersverbod verder versoepeld, in die zin dat de commanditaire vennoot bevoegd wordt om namens de CV te handelen, mits dit gebeurt op basis van een volmacht. Verder wordt in het conceptwetsvoorstel buiten twijfel gesteld dat de commanditaire vennoot ook directeur-enig aandeelhouder kan zijn van een BV/NV die optreedt als beherend vennoot van de CV.