Nieuwsbrief Energierecht en energietransitie nr. 23 maart - april 2020

04-05-2020

Dit is de nieuwsbrief van maart en april 2020 van het Sectorteam Energie. In deze nieuwsbrief vindt u de meest relevante jurisprudentie en wetgeving van de afgelopen periode.

Wet- en regelgeving

  1. Binnenkort wijzigt de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie (WEE) ter uitvoering van Verordening (EU) 2017/1369 inzake energie-etikettering van energiegerelateerde producten. Kort gezegd zijn leveranciers (onder meer fabrikanten) van energiegerelateerde producten verplicht etiketten en productinformatiebladen omtrent het energiegebruik van deze producten mee te leveren aan handelaren. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat naast het bestaande strafrechtelijke handhavingskader ook een bestuursrechtelijk handhavingsinstrumentarium hieromtrent toegepast kan worden. Met de wijziging krijgt de minister van Economische Zaken en Klimaat de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang en het opleggen van een bestuurlijke boete ter handhaving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften. In de praktijk zal de NVWA dit doen.
     
  2. Op 30 maart 2020 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat de Kabinetsvisie Waterstof aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze visie is in lijn met de ambities die gesteld zijn in het Klimaatakkoord van juni 2019. De minister benadrukt dat de duurzame productie en het gebruik van waterstof in Nederland noodzakelijk is voor het behalen van een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Daartoe zal een nationaal waterstofprogramma opgezet worden en wordt de periode tot 2021 als voorbereidende fase gebruikt. In dit kader heeft de minister op 30 maart 2020 tevens kamerbrieven over de rol van gas in het energiesysteem van nu en in toekomst en de Routekaart Groen Gas naar de Tweede Kamer gestuurd.
     
  3. De inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 is uitgesteld. De nieuwe datum van inwerkingtreding is nog niet bekend. Zie hierover onze Legal Update.

Jurisprudentie

  1. Op 1 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) uitspraak gedaan over een bestemmingsplan van de Gemeente Veere dat de opwaardering van de bestaande windparken ‘Neeltje Jans’ en ‘Noordland Buiten’ en de realisatie van twee nieuwe windparken ‘Poolvoet’ en ‘Noordland Binnenhaven’ bij de Oosterscheldekering mogelijk maakt. Het bedrijf Delta Park Neeltje Jans (DPNJ) is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan in beroep gegaan. DPNJ heeft aangevoerd dat de windturbines negatieve gevolgen hebben voor de bezoekersaantallen aan haar themapark en tevens de veiligheid van de bezoekers in gevaar brengen. De Afdeling oordeelt dat de gemeenteraad een juiste belangenafweging heeft gemaakt tussen de geringe verslechtering van het akoestisch klimaat en het bereiken van de doelstellingen in het kader van de energietransitie. De Afdeling bevestigt verder dat niet het gehele themapark als kwetsbaar object aangemerkt hoeft te worden, maar enkel het hoofdgebouw op het themapark. Vervolgens oordeelt de Afdeling dat de raad de mogelijke slagschaduwhinder moet beoordelen in het licht van de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid tot het standpunt heeft kunnen komen dat tien uur slagschaduw per jaar meer dan in de autonome situatie niet onaanvaardbaar is. DPNJ heeft tot slot onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de windturbines zullen leiden tot een onaanvaardbare daling van de bezoekersaantallen aan het themapark. Verder oordeelt de Afdeling dat het gebruik door de gemeenteraad van de 'methode Miedema' voor de beoordeling van de cumulatieve geluidbelasting toelaatbaar is. Volgens deze methode worden alle relevante geluidbronnen bij elkaar opgeteld en de autonome situatie vergeleken met de voorziene situatie. De Afdeling verwijst hierbij naar een eerdere uitspraak van 20 december 2017, over het windpark De Veenwieken. De Afdeling concludeert dat, hoewel enig negatief effect op de bedrijfsvoering van DPNJ niet uit te sluiten valt, de gemeenteraad in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de effecten van het bestemmingsplan niet onaanvaardbaar zijn.
     
  2. In onze nieuwsbrief nr. 17 (augustus 2019) hebben wij de uitspraak van 20 juni 2019 van de Rechtbank Noord-Nederland besproken met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonnepark in de gemeente Midden-Drenthe. Op 1 april 2020 heeft de Afdeling uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheid dat niet iedere omwonende van het zonnepark tevreden wordt gesteld, niet betekent dat er onvoldoende draagvlak in de omgeving is. Bij projecten zoals dit zonnepark moet het bestuursorgaan een afweging maken tussen het belang van duurzame energievoorziening in het kader van de energietransitie en de belangen van omwonenden. Het ontbreken van draagvlak bij direct omwonenden is in die belangafweging niet zonder meer het meest zwaarwegend. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de gemeenteraad terecht een verklaring van geen bedenkingen voor het project heeft afgegeven, aangezien de initiatiefnemer voldoende inspanningen heeft verricht om draagvlak voor het zonnepark te creëren en er slechts een beperkt aantal zienswijzen tegen het project zijn ingediend. Om lokaal draagvlak te creëren heeft de initiatiefnemer contact gezocht met direct omwonenden, buurtverenigingen en jeugdsozen. Zo heeft de initiatiefnemer aan een dorpshuis een geldbedrag beschikbaar gesteld voor de aanschaf van een warmtepomp en aan twee jeugdsozen obligaties in het zonnepark geschonken. Ook heeft de initiatiefnemer middels een samenwerking met een lokale energiecoöperatie het voor geïnteresseerden mogelijk gemaakt financieel in het project te participeren. Er is hiermee volgens de Afdeling voldaan aan de voorwaarde in de omgevingsvergunning dat er voldoende lokaal draagvlak is in de omgeving van het zonnepark.
     
  3. De Afdeling heeft op 1 april 2020 geoordeeld dat Vermilion Energy gas kan blijven winnen uit het gasveld Eesveen in de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld. De colleges van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland en Westerveld, alsmede omwonenden, hadden beroep ingesteld tegen het instemmingsbesluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister stemde in met het winningsplan van Vermilion Energy dat voortzetting van gaswinning uit de huidige gasput in het gasveld Eesveen mogelijk maakt, alsook de exploitatie van een tweede put in het gasveld. Het beroep van appellanten ziet op de gevaren die mogelijkerwijs aan de gaswinning verbonden zijn en verwijzen daarbij naar de gevaren bij het Groningerveld. De Afdeling oordeelt dat het Groningerveld wat betreft onder meer de omvang, de dikte van de gashoudende laag, de hoeveelheid plekken waar het gasveld wordt aangeboord, de mate van bodemdaling en het seismisch risico niet vergelijkbaar is met het gasveld Eesveen. De Afdeling verwijst daarbij naar haar uitspraak van 6 november 2019. Verdere beroepsgronden van appellanten, omtrent bijvoorbeeld bodemdaling, bodemtrilling en schade, falen ook. De Afdeling merkt op dat enkel de limitatief weergegeven gronden uit artikel 36, eerste lid, Mijnbouwwet een rol spelen in het weigeren van instemming met het winningsplan.
     
  4. In een tussenuitspraak van de Afdeling van 13 februari 2019 hebben de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van de gemeente Arnhem de opdracht gekregen gebreken in het bestemmingsplan 'Windpark en zonneveld Koningspleij Noord' en de omgevingsvergunning voor het bouwen van vier windturbines en het inwerking hebben van het windpark te herstellen. De gemeenteraad en het college hadden niet deugdelijk onderbouwd dat er, op grond van artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer, zodanige technische, organisatorische of functionele bindingen zijn tussen de woningen en het voorziene windpark dat deze woningen bedrijfswoningen zijn. Indien zij alsnog voor zo’n deugdelijke onderbouwing konden zorgen, hoeft voor deze woningen niet te worden voldaan aan de normen voor geluid en slagschaduw, zodat verder onderzoek naar deze hinderaspecten niet noodzakelijk is en de realisatie van het windpark doorgang zal kunnen vinden. Op 1 april 2020 heeft de Afdeling geoordeeld dat de gemeenteraad en het college niet aan de opdracht uit haar tussenuitspraak hebben voldaan. Het argument dat lokaal beheer vanuit de woningen een zodanige meerwaarde heeft in aanvulling op het beheer vanuit een centrale, vanwege de prompte fysieke inzetbaarheid van de toezichthouders in geval van een calamiteit of een andere noodsituatie en dat daarom van relevante organisatorische en/of functionele bindingen moet worden gesproken, volgt de Afdeling niet. Voor het bestemmen van de woningen als bedrijfswoning bij de windturbines is het ook niet doorslaggevend dat het in niet-acute situaties voor de initiatiefnemer kostenbesparend is om de beheerders vanuit de woningen de noodzakelijke handelingen aan de windturbines te laten uitvoeren als alternatief voor het inschakelen van specialistisch onderhoudspersoneel. Desondanks oordeelt de Afdeling vervolgens dat de rechtsgevolgen van het bestemmingsplan (met uitzondering van de aanduiding van de woningen als bedrijfswoning) en de omgevingsvergunning in stand blijven. De Afdeling volgt namelijk het standpunt van de gemeenteraad en het college dat, in het geval de woningen geen bedrijfswoningen zijn, kan worden voldaan aan de normen voor geluid en slagschaduw.
     
  5. In het kader van voornoemd windpark Koningspleij heeft de Afdeling op 1 april 2020 ook uitspraak gedaan over een door het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Rijn en IJssel verleende watervergunning. Volgens artikel 78 van de Waterschapswet in samenhang met artikel 3.1, vierde, vijfde en zesde lid, van de Keur van Waterschap Rijn en IJssel 2009 is een vergunning nodig voor het verrichten van werkzaamheden op gronden die zijn aangewezen als beschermingszone, buitenbeschermingszone en profiel van vrije ruimte bij een waterstaatswerk. Het toetsingskader voor de watervergunning is vastgelegd in artikel 2.1 van de Waterwet. In het onderhavige geval zullen drie van de vier windturbines van het windpark Koningspleij worden geplaatst op gronden die zijn aangewezen als beschermingszone van de primaire waterkering De Kleefse Waard in Arnhem. Stichting AGA/Presikhaaf heeft beroep ingesteld tegen de watervergunning. De stichting betoogt onder meer dat het onderzoek naar de gevolgen van de plaatsing van de windturbines voor de stabiliteit van de waterkering onvoldoende rekening houdt met de gevolgen van klimaatverandering. De Afdeling ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling van het college van dijkgraaf en heemraden dat de aanwezigheid van de windturbines niet van invloed is op eventuele bodemdaling in het gebied. Het college van dijkgraaf en heemraden heeft een onderzoek aangeleverd dat heeft uitgewezen dat de toename van faalkans van de dijk door het plaatsen van de windturbines verwaarloosbaar klein is. Alhoewel de vraag of de waterkering op zichzelf bezien berekend is op de gevolgen van klimaatverandering in deze procedure niet aan de orde komt, heeft het college van dijkgraaf en heemraden in aanvulling daarop aangegeven dat de waterkeringen mede met het oog op klimaatverandering periodiek gecontroleerd worden. Tot slot ziet de Afdeling ook geen aanleiding om te twijfelen aan het onderzoek naar de gevolgen van de trillingen van de windturbines voor de waterkering.
     
  6. Op 14 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan over de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen voor de realisatie van een zonnepark van 24,7 hectare op agrarische grond in de gemeente voor de duur van 25 jaar. Verschillende omwonenden zijn tegen de verleende omgevingsvergunning in beroep gegaan. Volgens vaste rechtspraak is degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van het besluit dat de activiteit toestaat, in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Waar bij de vraag wie belanghebbende is in de jurisprudentie bij windparken een vaste afstandslijn van tien keer de tiphoogte van de windturbine vanaf de woning van de omwonende tot aan de voet van de windturbine wordt gehanteerd, wordt er bij zonneparken tot op heden geen vaste afstandslijn aangehouden. In een eerdere uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019 oordeelde de Afdeling dat bij een afstand van 450 meter tussen omwonenden en het zonnepark het in beginsel niet aannemelijk is dat gevolgen van enige betekenis door de omwonenden zullen worden ondervonden. In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank dat diegenen die op minder dan 1.000 meter van het te realiseren zonnepark woonachtig zijn dan wel hun bedrijf hebben, aangemerkt kunnen worden als belanghebbende. De rechtbank hanteert deze ruimere afstand gezien het open weidelandschap, de centrale ligging van het zonnepark in dit landschap en de zichtbaarheid van veraf van de lange haag, van ongeveer twee meter hoog, die het zonnepark zelf aan het zicht dient te onttrekken. De omwonenden woonachtig op meer dan 1.000 meter afstand worden door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat het college inderdaad geen verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van de gemeenteraad nodig had voor het kunnen verlenen van de omgevingsvergunning voor het gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan. De gemeenteraad heeft eerder een aanwijzing gegeven, op grond van artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht. Die aanwijzing is volgens de rechtbank voldoende concreet en heeft onderscheidende betekenis, zodat een vvgb in het onderhavige geval niet is vereist. Tot slot oordeelt de rechtbank, in lijn met de Afdeling, dat de in beleid neergelegde verplichting om maatschappelijk draagvlak te verwerven, een inspanningsverplichting betreft. De rechtbank concludeert dat de initiatiefnemer van het zonnepark aan de inspanningsverplichting heeft voldaan, door verschillende informatieavonden voor omwonenden te organiseren en hen voorstellen te doen voor participatie in het project.

Dit is een nieuwsbrief van het Sectorteam Energie. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique Rus. 

Download als pdf

Specialist(en)