Nieuwsbrief Energierecht en energietransitie nr. 12, februari-maart 2019

11-03-2019

Dit is de nieuwsbrief van februari / maart 2019 van het Sectorteam Energie. In deze nieuwsbrief vindt u de meest relevante jurisprudentie en wetgeving van afgelopen maand.

Wet- en regelgeving

  1. Met ingang van 16 februari 2019 is het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (zeventiende tranche) van 25 januari 2019 in werking getreden. Op grond van artikel 7x van het besluit kunnen in het gebied Oosterwold in de gemeenten Almere en Zeewolde de bevoegde gezagen, in afwijking van artikel 3.12 Activiteitenregeling milieubeheer, in het bestemmingsplan regels opnemen ter voorkoming of beperking van slagschaduw en lichtschittering ter plaatse van gevoelige objecten. Deze mogelijkheid is gecreëerd met het oog op het behalen van de doelstellingen die aan de Rijksstructuurvisie Amsterdam Almere (RRAAM) ten grondslag liggen. Deze afwijkingsmogelijkheid is noodzakelijk voor het kunnen bouwen van woningen én windturbines in en rondom de gemeente Almere. Uit een MER-onderzoek dat in 2016 is uitgevoerd blijkt namelijk dat de slagschaduweffecten van de windturbines, waarvoor ruimte wordt geboden in het Rijksinpassingsplan, de gebiedsontwikkeling van Oosterwold meer overlappen dan voorzien.
     
  2. Op 29 januari 2019 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Verzamelwet Brexit aangenomen. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij de Eerste kamer en beoogt onder andere de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet aan te passen. Het wetsvoorstel heeft als doel een rechtsvacuüm als gevolg van de Brexit te voorkomen door een overgangsregeling te treffen in de Elektriciteitswet en de Gaswet. Er is momenteel een Europees regelgevend kader voor verbindingen tussen EU-lidstaten, maar niet voor een derde land. Daarom moeten in Nederland de Elektriciteitswet en de Gaswet worden aangepast, zodat er regels opgesteld kunnen worden voor transportnetten met een derde land. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels te stellen met betrekking tot de werking, exploitatie en het beheer van energienetten tussen Nederland en een derde land. De overgangsregelingen zijn zowel van toepassing op beide mogelijke Brexit-varianten (met of zonder terugtrekkingsakkoord) en gelden ongeacht of de Brexit datum van 29 maart 2019 wordt uitgesteld of niet.

Jurisprudentie

  1. Op 27 december 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte van mening was dat de minister van Economische Zaken de subsidieverlening op grond van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (hierna: STEP) geheel kon intrekken op basis van de uitkomst van de steekproef. Aan de Stichting Rijswijk Wonen is op 19 januari 2015 subsidie verleend. Vervolgens is op 7 maart 2016 een steekproef uitgevoerd. Op basis van opgevraagde informatie en een controlebezoek, heeft de minister vastgesteld dat bij één woning sprake is van gevelisolatie waarmee bij de vaststelling van het energielabel geen rekening is gehouden. De minister heeft daarop de subsidieverlening voor alle 238 woningen ingetrokken omdat volgens hem is uitgegaan van een onjuiste energieklasse. Deze steekproef leidt ertoe dat bij twijfel over de juistheid van de aanvraag van één woning de gehele subsidieverlening wordt ingetrokken zonder dat wordt beoordeeld of algehele intrekking evenredig is. Dit doet volgens de Afdeling onvoldoende recht aan de omstandigheid dat intrekking van subsidie als bedoeld in artikel 4:48 lid 1 Awb een bevoegdheid is. Bij de toepassing daarvan dient de minister in ogenschouw te nemen dat de gevolgen van intrekking niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen als bedoeld in artikel 3:4 lid 2 Awb.
     
  2. Op 23 januari 2019 heeft de Afdeling geoordeeld dat een zonnepark, net als een windturbinepark, zich bij uitstek niet goed leent om binnen bestaand stedelijk gebied te worden gerealiseerd. De toepasselijkheid van de ladder voor duurzame verstedelijking als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is op een zonnepark dan ook niet wenselijk. Dit zou namelijk tot gevolg hebben dat het bevoegde bestuursorgaan telkens moet motiveren waarom een zonnepark niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, terwijl het duidelijk is dat een zonnepark en dichte bebouwing niet goed samengaan. De Afdeling merkt hierbij op dat een zonnepark niet wezenlijk verschilt van een windturbinepark en sluit met deze uitspraak aan bij het oordeel van de rechtbank Overijssel in eerste aanleg. Deze uitspraak signaleerden wij reeds in onze nieuwsbrief nr. 4 van juni 2018.
     
  3. Op 13 februari 2019 heeft de Afdeling in het kader van de beroepen tegen de vaststelling van het bestemmingsplan “Windpark en zonneveld Koningspleij Noord” en tegen de omgevingsvergunning ter realisatie van dat windpark, invulling gegeven aan de bestuurlijke lus. De crux in deze zaak zit in de kwalificatie van twee beheerderswoningen nabij het windpark als bedrijfswoningen. Vaststaat dat ten aanzien van deze woningen de geluidsnorm wordt overschreden. Als er geen sprake kan zijn van bedrijfswoningen, worden deze woningen aangemerkt als gevoelige en kwetsbare objecten en moet ter plaatste aan de normen die in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling over geluid, slagschaduw en externe veiligheid zijn gesteld, worden voldaan. De onderbouwing van verweerder dat er sprake is van bedrijfswoningen, is in dit geval ondeugdelijk. Daarom ziet de Afdeling aanleiding verweerders op te dragen alsnog deugdelijk te onderbouwen dat sprake is van zodanige technische, organisatorische of functionele bindingen tussen deze woningen en het windpark dat de woningen als bedrijfswoningen moeten worden aangemerkt.
     
  4. Op 15 februari 2019 heeft de Hoge Raad een uitspraak in stand gelaten van het Gerechtshof Amsterdam van 21 september 2017 waarin het hof de netbeheerder (en economisch eigenaar) van elektriciteitsleidingen als belastingplichtig voor de precariobelasting kwalificeert. De aanslag precariobelasting was terecht aan de netbeheerder opgelegd op grond van artikel 3, lid 2, van de gemeentelijke Verordening. Opvallend hierbij is dat in dit geval de netbeheerder niet de juridisch eigenaar is. Dit eigenaarschap ligt bij de dochtervennootschap.

Dit is een nieuwsbrief van het Sectorteam Energie. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique Rus.

Download als pdf

Specialist(en)