Nieuwsbrief Energierecht en energietransitie nr. 1, maart 2018
08-03-2018
Vanaf nu plaatsen wij (in beginsel) één keer per maand een nieuwsbrief online, waarin wij actuele ontwikkelingen ter zake van het energierecht en de energietransitie signaleren. Het kan gaan om (aangekondigde) regelgeving of beleid maar ook om rechterlijke uitspraken. Zo blijft u altijd up-to-date!
Wet- en regelgeving
- Op 30 januari 2018 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel voortgang energietransitie (Wet VET). In het kader van het klimaatakkoord (Parijs 2015) is afgesproken de opwarming van de aarde te beperkten tot ruim onder de 2 graden. In het kader van een transitie van een fossiel gedreven economie naar een duurzame economie wordt met dit wetsvoorstel beoogd bestaande belemmeringen voor de energietransitie weg te nemen en hiermee de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet toekomstbestendig te maken, aldus de Memorie van toelichting. Bij het aannemen van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is een amendement met betrekking tot de gasaansluitplicht aangenomen. Met dit amendement wordt nieuwbouw niet langer aangesloten op het gastransportnet. Op deze hoofdregel kan slechts een uitzondering worden gemaakt als het bouwwerk in een gebied ligt dat door het college van burgemeesters en wethouders is aangewezen als gebied waar aansluiting op het gastransportnet om zwaarwegende redenen van algemeen belang noodzakelijk is. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij de Eerste Kamer.
- Op 14 februari 2018 zond minister Wiebes de Uitvoeringsagenda van het Energieakkoord voor 2018 aan de Tweede Kamer. De Uitvoeringsagenda 2018 bevat de reactie van de Energieakkoord-partijen op de uitkomsten van de Nationale Energieverkenning (NEV) 2017 en enkele aandachtspunten voor de uitvoering van het Energieakkoord in het komende jaar. In de Uitvoeringsagenda 2018 wordt ook verwezen naar het proces dat op korte termijn wordt gestart om te komen tot een Klimaatakkoord voor de periode tot 2030.
Jurisprudentie
- Op 24 januari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich in een uitspraak over een verleende ontheffing op grond van de (oude) Flora- en faunawet voor een windmolenpark uitgesproken over het belanghebbendebegrip. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een belanghebbende dient, anders dan voorheen, niet te worden gekeken naar de ruimtelijke uitstraling van het windpark, maar enkel naar de uitstraling van de handeling waarvoor de ontheffing is verleend, in dit geval het doden van vogels en vleermuizen.
- Op 1 februari 2018 oordeelde de rechtbank Gelderland inzake een planschadeverzoek dat burgemeester & wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek terecht hadden geoordeeld dat eisers als gevolg van het zeer beperkte zicht op de windturbines geen planologisch nadeel ondervinden. Evenmin was er planologisch nadeel als gevolg van slagschaduw.
- Op 9 februari 2018 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) een conclusie gevraagd aan staatsraad Advocaat-Generaal mr. Widdershoven. De vraag is voorgelegd of bij een ruimtelijk plan - zoals bijvoorbeeld een bestemmingsplan of een inpassingsplan - of een omgevingsvergunning zogenoemde "schaarse publieke rechten worden verdeeld" (persbericht Raad van State). De conclusie is gevraagd in een zaak over het rijksinpassingsplan 'Windpark Zeewolde' en de bijbehorende omgevingsvergunning. Dit rijksinpassingsplan maakt de bouw mogelijk van 91 nieuwe windturbines en voorziet in de sanering van 221 bestaande windturbines in het zuidelijk deel van Flevoland. Het is de bedoeling dat Windpark Zeewolde B.V. het windpark gaat realiseren. Eigenaren van omliggende percelen en eigenaren van bestaande windturbines stellen zich op het standpunt dat de procedure niet transparant is verlopen en er een openbare aanbesteding plaats had moeten vinden.
- Op 21 februari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de beroepen tegen het Rijksinpassingsplan 'Windpark De Drentse Monden en Oostermoer' ongegrond verklaard. Dit betekent dat het Rijksinpassingsplan nu onherroepelijk is en het windpark met 45 windmolens in de gemeenten Aa en Hunze en Borger-Odoorn mag worden aangelegd. De Afdeling oordeelt onder meer dat, ook al is sprake van verschillende exploitanten, het windpark als één productielocatie kan worden aangemerkt omdat sprake is van organisatorische samenhang tussen de windturbines van de verschillende exploitanten, onder meer omdat de exploitanten een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten, gezamenlijke aanvragen hebben ingediend voor de Nbw-vergunning en de Wnb-ontheffing en zullen samenwerken bij de exploitatie van het windpark.
Voor windparken op land hanteert de Afdeling als uitgangspunt dat gevolgen van enige betekenis aanwezig kunnen worden geacht binnen een afstand van tien keer de tiphoogte van de voor appellanten dichtstbijzijnde windturbine, gemeten vanaf de voet van de windturbine. In veel gevallen bestaat ook buiten deze afstand zicht op het windpark, vooral als het windpark in open landschap ligt. De Afdeling gaat er echter van uit dat de gevolgen van het zicht op het windpark voor het woon- en leefklimaat op een afstand van meer dan tien keer de tiphoogte in beginsel te beperkt zijn om nog te kunnen spreken van gevolgen van enige betekenis. Daarnaast gaat de Afdeling ervan uit dat op een afstand van meer dan tien keer de tiphoogte in beginsel geen andere gevolgen van enige betekenis van het windpark zijn te verwachten, zoals geluid- of slagschaduwhinder van enige betekenis.
Dit is een nieuwsbrief van het Sectorteam Energie. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Monique Rus.
Specialist(en)
Monique Rus-van der Velde
Advocaat | Partner Bestuursrecht en Omgevingsrecht