Kan de rechter partneralimentatie ook toekennen als som ineens?
11-05-2021
Recent wees het Hof Arnhem-Leeuwarden een opvallende beschikking over de mogelijkheid van de rechter om partneralimentatie toe te kennen in de vorm van een afkoopsom, in plaats van als maandelijkse uitkering. In deze zaak verzocht de vrouw het hof om de door de man te betalen partneralimentatie vast te stellen in de vorm van een afkoopsom van in totaal € 720.000,--. De vrouw is bij haar berekening uitgegaan van een maandelijkse alimentatieverplichting voor de duur van 12 jaren, die in één som wordt uitbetaald.
Het hof stelt allereerst vast dat niet is uitgesloten dat de rechter die een uitkering tot levensonderhoud in de zin van artikel 1:156 lid 1 BW toekent dat doet in de vorm van een som ineens. Met het begrip ‘uitkering’ in deze bepaling is volgens het hof vooral een periodieke uitkering bedoeld, maar de tekst van deze bepaling sluit volgens het hof niet uit dat de uitkering ook als som ineens kan worden toegekend.
Of toekenning van een uitkering in de vorm van een som ineens passend en geboden is zal volgens het hof afhangen van de omstandigheden van het geval. Voor een dergelijke toekenning zou bijvoorbeeld aanleiding kunnen zijn in geval de draagkracht van een onderhoudsplichtige hoofdzakelijk is gebaseerd op de omvang van vermogen en niet op periodieke inkomsten uit arbeid of een andere activiteit. Bij de vraag of uitkering in een som ineens passend en geboden is moet ook in aanmerking worden genomen dat een som ineens achteraf met toepassing van artikel 1:401 BW ingetrokken of gewijzigd kan worden. De rechter die een som ineens vaststelt zal dat goed moeten toelichten. In deze zaak wees het hof het verzoek van de vrouw af, mede omdat het hof van oordeel was dat het onredelijk zou zijn om uit te gaan van een alimentatieduur van 12 jaar, nu de man al 80 jaar was. Het hof zocht voor de berekening van de som ineens aansluiting bij de tabel van artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 voor de berekening van de contante waarde van een periodieke uitkering. Deze berekening kwam dusdanig lager uit dan het door de vrouw berekende bedrag dat het hof om die reden al niet toe kon komen aan toewijzing.
Deze uitspraak is vooral bijzonder omdat een dergelijke mogelijkheid tot toekenning van een afkoopsom voorheen door de rechter praktisch onmogelijk werd geacht. In een eerdere vorm van het wetsvoorstel Herziening Partneralimentatie werd in 2015 ook een expliciete wetswijziging voorgesteld waardoor de rechter op verzoek van een van de echtgenoten zou kunnen bepalen dat de uitkering tot levensonderhoud als som ineens wordt voldaan. Dit wetsvoorstel heeft uiteindelijk wel geleid tot een inkorting van de alimentatietermijn van 12 jaar naar 5 jaar (behoudens uitzonderingen), maar het voorgestelde artikel over de afkoopsom is niet in de uiteindelijke wetswijziging opgenomen. Ook in een recent uitgebreid wetenschappelijk onderzoek van februari 2021 ("Alimentatie van nu, acceptatie van alimentatie in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen", uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum ("WODC")), werd vastgesteld dat het "aanbeveling zou verdienen" om een "nieuwe rechterlijke bevoegdheid" op te nemen waardoor een afkoopsom kan worden opgelegd. Kortom, de uitspraak van het hof is verrassend en zet mogelijk de deur open om een afkoopsom te vragen bij de rechter. Een uitgebreide motivering en goede onderbouwing van het verzoek is in dat licht dan wel noodzakelijk.
Wij houden u uiteraard op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.
Dit is een Legal Update van het team Familierecht.