Géén schenking bij het aangaan van een beperkte gemeenschap van bankrekening
24-01-2020
In de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2019 ging het om de vraag of de inspecteur van de Belastingdienst terecht een aanslag schenkbelasting had opgelegd aan een in beperkte gemeenschap van goederen gehuwde vrouw. De man en vrouw zijn op 22 september 2008 onder huwelijksvoorwaarden met elkaar gehuwd. In de huwelijksvoorwaarden van 1 september 2008 hebben de echtgenoten de (tot 1 januari 2018 geldende) algehele gemeenschap van goederen uitgesloten en zijn zij een beperkte gemeenschap van bank- en effectenrekening overeengekomen, een en/of-rekening. Kort voor het huwelijk maakte de man € 10 miljoen over naar die rekening. De inspecteur heeft vervolgens een aanslag schenkbelasting aan de vrouw opgelegd vanwege een verkrijging van € 5 miljoen. Volgens de inspecteur zijn de huwelijksvoorwaarden in werking getreden door het aangaan van het huwelijk en is daardoor een beperkte gemeenschap ontstaan ten aanzien van het vorderingsrecht op de bank van € 10 miljoen waarmee volgens de inspecteur sprake is van een voltooide vermogensverschuiving.
Het gerechtshof oordeelt net als de rechtbank dat geen sprake is van een schenking. Het gerechtshof is met de inspecteur van oordeel dat de man door storting van € 10 miljoen op de en/of-rekening een overeenkomstig vorderingsrecht op de bank heeft verkregen. Volgens het gerechtshof blijkt uit de huwelijksvoorwaarden dat het vorderingsrecht tot de beperkte gemeenschap is gaan horen. Een vorderingsrecht op de bank zal naar zijn aard in hoogte fluctueren en uit de huwelijksvoorwaarden kan niet worden afgeleid dat het de bedoeling van de echtgenoten was het bedrag van € 10 miljoen tot de beperkte gemeenschap te laten horen, nu er geen bedrag in de huwelijksvoorwaarden is vermeld.
Vervolgens laat het gerechtshof zich uit over de vraag of bij het aangaan van het huwelijk een schenking moet worden overeengekomen. Doorslaggevend daarbij is of op dat moment een vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden ter grootte van de helft van het saldo van de en/of-rekening. Volgens het gerechtshof kan ten tijde van het aangaan van het huwelijk geen sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving nu, zolang de beperkte gemeenschap bestaat, niet bekend is wat de echtgenoten aan het einde van de gemeenschap kunnen verdelen. De omvang van de beperkte gemeenschap kan aan het einde van de gemeenschap (bijvoorbeeld bij echtscheiding of overlijden) zijn toe- of afgenomen. Het gerechtshof voegt daaraan toe dat indien partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen evenmin sprake zou zijn geweest van een schenking en daarmee niet te verenigen is dat in het onderhavige geval wel sprake zou zijn van een schenking.
Het gerechtshof geeft hiermee invulling aan artikel 3.2 van het beleidsbesluit van 5 juli 2010 waarin is overwogen dat het aangaan van een beperkte gemeenschap van goederen kan leiden tot een schenking. Duidelijk is nu dat in dit concrete geval, een beperkte gemeenschap van bankrekening, geen sprake is van een schenking. Volgens de staatssecretaris is dit een andere situatie dan de sinds 1 januari 2018 geldende wettelijke beperkte gemeenschap van goederen waarvoor hij overigens bij besluit van 29 maart 2018 heeft bepaald dat het aangaan van die beperkte gemeenschap na 1 januari 2018 niet zal leiden tot een schenking. Daarover berichtten wij u reeds in de Legal Update van 16 april 2018.
Dit is een Legal Update van Sharon Verhoef.