A-G concludeert: geen schenking bij het aangaan van beperkte gemeenschap van bankrekening
25-11-2020
In onze Legal Update van 24 januari 2020 informeerden wij u over de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2019. Het gerechtshof oordeelde in deze uitspraak dat de Belastingdienst ten onrechte een aanslag schenkbelasting had opgelegd aan een in beperkte gemeenschap van goederen gehuwde vrouw. De vrouw was bij huwelijksvoorwaarden een beperkte gemeenschap van goederen, bestaande uit een bankrekening (een en/of-rekening), overeengekomen met haar man. De man maakte kort voor het huwelijk € 10 miljoen over naar deze rekening. Volgens het gerechtshof was in dit geval geen sprake van een schenking van de man aan de vrouw, omdat geen sprake was van een voltooide vermogensverschuiving. De echtgenoten waren in de huwelijksvoorwaarden niet overeengekomen dat het bedrag van € 10 miljoen tot de beperkte gemeenschap zou behoren, maar enkel dat het vorderingsrecht van de man op de bank tot de beperkte gemeenschap zou behoren. Volgens het gerechtshof kan daarom geen sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving, omdat niet bekend is wat de echtgenoten aan het einde van de beperkte gemeenschap kunnen verdelen (het vorderingsrecht fluctueert naar zijn aard in hoogte, waardoor de omvang van de gemeenschap toe- of afneemt).
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraak van het gerechtshof cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Inmiddels heeft de Advocaat-Generaal (hierna: de A-G) een conclusie genomen over de vraag of het aangaan van een beperkte gemeenschap van bankrekening leidt tot een schenking van de man aan de vrouw. De A-G overweegt in zijn conclusie dat het gerechtshof twee uitspraken van de Hoge Raad aan zijn motivering ten grondslag heeft gelegd waarin de Hoge Raad in geval van de overgang van huwelijksvoorwaarden met koude uitsluiting naar een algehele gemeenschap van goederen oordeelde dat dan geen sprake is van een schenking. Volgens de Hoge Raad is het aangaan van een huwelijk namelijk niet gericht op de bevoordeling van de ander, zoals bij een schenking wel het geval is, maar op het in het leven roepen van een familierechtelijke rechtsbetrekking. Het uitgangspunt is dus dat een huwelijk geen schenking inhoudt en de overgang van koude uitsluiting naar een algehele gemeenschap evenmin.
Volgens de A-G moet deze jurisprudentie van de Hoge Raad over de overgang naar een algehele gemeenschap van goederen ook gelden voor de overgang naar een beperkte gemeenschap van goederen. De door de Hoge Raad gegeven ratio om geen schenking aanwezig te achten, blijft namelijk dezelfde volgens de A-G. Daarnaast zou het gevolg volgens de A-G ongerijmd zijn als het aangaan van een relatief kleine beperkte gemeenschap een schenking zou opleveren en het aangaan van een (veel) grotere algehele gemeenschap van goederen niet. De A-G ziet, net als het gerechtshof, niet in hoe sprake zou kunnen zijn van een voltooide vermogensverschuiving nu bij het aangaan van het huwelijk niet is overeengekomen welk bedrag op de en/of-rekening zou worden gestort en de echtgenoten evenmin hebben afgesproken dat een bepaald bedrag gegarandeerd zou overblijven. De A-G concludeert dan ook tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van de Staatssecretaris.
Het is nu wachten op de beslissing van de Hoge Raad. Wij houden u op de hoogte.
Dit is een Legal Update van Sharon Verhoef.