De Hoge Raad over vergoedingsrechten bij ongehuwd samenwonenden

16-05-2019

Op 10 mei 2019 wees de Hoge Raad een voor het familierecht interessante uitspraak. Het ging om een situatie waarin partijen vanaf 2007 tot 2012 hebben samengewoond in de woning van de man. Partijen waren niet gehuwd en hadden geen samenlevingsovereenkomst gesloten. In 2011 is de woning verbouwd. De kosten van de verbouwing zijn betaald door de vrouw. Ter discussie stond de vraag of de vrouw als gevolg hiervan een vergoedingsrecht heeft jegens de man.

De Hoge Raad is van oordeel dat de vrouw in het onderhavige geval geen vergoedingsrecht heeft. Volgens de Hoge Raad kan geen sprake zijn van een vergoedingsrecht op basis van titel 7 van boek 3 BW, omdat geen sprake is van een gemeenschap in de zin van deze titel en de woning uitsluitend aan de man toebehoort. Er is volgens de Hoge Raad ook geen sprake van analoge toepassing van artikel 1:87 BW, het artikel op basis waarvan gehuwden een vergoedingsrecht hebben indien door de ene echtgenoot is geïnvesteerd in een goed van de andere echtgenoot. Dit artikel leent zich volgens de Hoge Raad niet voor overeenkomstige toepassing op de verhouding tussen ongehuwd samenwonenden.

Of sprake is van een vergoedingsrecht, moet volgens de Hoge Raad dan ook beoordeeld worden aan de hand van het algemene verbintenissenrecht. Er kan sprake zijn van een vergoedingsrecht indien dit is overeengekomen in een samenlevingsovereenkomst of indien uitdrukkelijke of stilzwijgende afspraken zijn gemaakt over de vraag voor wiens rekening de kosten van de samenleving of specifieke uitgaven komen, aldus de Hoge Raad. De vrouw heeft in de onderhavige kwestie echter onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat sprake is van dergelijke afspraken. Daarnaast zou volgens de Hoge Raad een vergoedingsrecht kunnen ontstaan op grond van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Dit is volgens de Hoge Raad in dit geval echter ook niet aan de orde, nu geen sprake is van besparing van kosten aan de zijde van de man, omdat de man niet in staat was de kosten zelf te voldoen en er dus geen aanleiding is om aan te nemen dat de man die kosten anders zelf zou hebben gemaakt. Er rustte op de man bovendien geen verplichting zijn woning te verbouwen.

Volgens de Hoge Raad is er echter, ook als er geen afspraken of een samenlevingsovereenkomst zijn, wel sprake van een rechtsbetrekking die beheerst wordt door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Volgens de Hoge Raad kan in bijzondere omstandigheden een vergoedingsrecht voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid. De vrouw heeft echter onvoldoende gesteld om op grond daarvan een vergoedingsrecht aan te kunnen nemen.

Met deze uitspraak schept de Hoge Raad duidelijkheid over de grondslagen waarop een vergoedingsrecht tussen ongehuwd samenwonenden kan worden gebaseerd.

Dit is een Legal Update van Sharon Verhoef.

Download als pdf