Het einde van persoonsgebonden budget voor jeugdhulpverlening door het sociale netwerk?

13-08-2019

In de praktijk komt het voor dat ouders van een jeugdige de jeugdhulp aan hun kind verzorgen (veelal individuele begeleiding) op grond van een persoonsgebonden budget. Op grond van artikel 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet is het aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen onder welke voorwaarden een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, zodat jeugdhulp kan worden betrokken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. In dat kader wordt in de gemeentelijke verordening vaak een onderscheid gemaakt tussen 'gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg'. Uit een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 17 juli 2019 volgt dat gemeenten onder omstandigheden geen persoonsgebonden budget hoeven te verstrekken voor jeugdhulpverlening door het sociale netwerk. Deze uitspraak zullen wij hieronder bespreken.

Bij uitspraak van 1 mei 2017 oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat het college van burgemeester en wethouders (hierna: 'het college') naar aanleiding van een aanvraag op grond van de Jeugdwet dient te onderzoeken in hoeverre er sprake is van 'opgroeiproblemen, opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen'. Vervolgens dient het college, bij aanwezigheid van dergelijke problemen en/of stoornissen, te onderzoeken welke hulp naar aard en omvang nodig is gezien de aanwezige problematiek bij de jeugdige. Hierna moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden toereikend zijn (de 'eigen kracht') en pas indien deze mogelijkheden niet toereikend zijn dient het college een voorziening van jeugdhulp te verlenen. Het voorgaande roept de vraag op hoe de 'eigen kracht' van het sociale netwerk van de jeugdige zich verhoudt met een aanvraag voor een persoonsgebonden budget voor jeugdhulpverlening door dit netwerk.

De Rechtbank Rotterdam heeft de afgelopen maanden in een drietal uitspraken (1/2/3) geoordeeld dat het college geen persoonsgebonden budget hoeft te vertrekken voor de hulpverlening door een ouder als het gezinsinkomen toereikend is. De rechtbank is van oordeel dat de jeugdige en het sociale netwerk de aanwezige problemen op eigen kracht kunnen oplossen, zonder dat een individuele jeugdhulpvoorziening nodig is, indien het sociale netwerk (ouders) de hulpverlening zelf kunnen verzorgen en ongeacht deze zorgverlening het gezinsinkomen toereikend is voor betaling van de vaste lasten. Voor de rechtbank is in dat kader de parlementaire geschiedenis bij de Jeugdwet doorslaggevend waarin de wetgever heeft overwogen: “Ouders en jeugdigen moeten leren (weer) op eigen vaardigheden te vertrouwen zodat zij zelf verder kunnen, zonder hulp van de overheid. Als de jeugdige en zijn ouders zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden, is een voorziening niet nodig.”

Inmiddels heeft ook de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van 17 juli 2019 geoordeeld dat de financiële draagkracht van het sociale netwerk (in casu ouders) een rol speelt bij de beoordeling van de 'eigen kracht'. De Centrale Raad van Beroep oordeelt in deze uitspraak: "Niet is gebleken dat de door moeder geboden hulp redelijkerwijs niet van haar kan worden verwacht. Haar enkele stelling dat zij moe is en dat zij financiële druk ervaart is hiervoor onvoldoende. Er is dan ook niet naar voren gekomen dat er geen eigen mogelijkheden zijn".

Alhoewel de Centrale Raad van Beroep in bovengenoemde uitspraak geen principieel oordeel geeft over de invulling van de eigen kracht naar aanleiding van een aanvraag voor jeugdhulpverlening door ouders, lijkt uit deze rechtspraak wel te volgen dat bij de beoordeling van de eigen kracht de financiële draagkracht van het gezin een rol speelt. Op basis van deze rechtspraak lijkt het juridisch houdbaar dat geen persoonsgebonden budget hoeft te worden verstrekt aan zorgverlening door ouders, indien en voor zover het gezinsinkomen ongeacht deze zorgverlening toereikend blijft.

Met het oog op artikel 8.1.1 lid 3 van de Jeugdwet doen gemeenten er ons inziens verstandig aan met deze uitspraak in de hand het beleid, in het bijzonder de bepalingen omtrent het persoonsgebonden budget voor hulpverlening door het sociale netwerk, kritisch tegen het licht te houden en waar nodig te herzien. Daarbij merken wij op dat de inzet van jeugdhulpverlening door het sociale netwerk ook voordelen heeft. Indien en voor zover ouders aangeven dat zij de hulpverlening niet zelf kunnen leveren (door bijvoorbeeld overbelasting), zal de gemeente in dat geval mogelijk professionele ondersteuning dienen in te zetten hetgeen meer kosten met zich meebrengt.

Op grond van de in deze Legal Update besproken rechtspraak hebben gemeenten in voorkomende gevallen meer mogelijkheden om een aanvraag voor een persoonsgebonden budget voor zorgverlening door het sociale netwerk kritisch te beoordelen of zelfs af te wijzen, mits ook het onderliggende beleid daarop is aangepast.

Dit is een Legal Update van Bastiaan Wallage en Wouter Koelewijn.

Download als pdf

Specialist(en)