Een klacht bij het College voor de Rechten van de Mens; wat nu?

11-02-2019

De Algemene wet gelijke behandeling (hierna: ‘AWGB’) en Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: ‘AWGB/CZ’) vormen een uitwerking van artikel 1 van de grondwet. Hierin staat: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”. Op grond van de voornoemde wetgeving is het College van de rechten voor de mens (hierna: ‘het College’) bevoegd om te oordelen op schriftelijke verzoeken en te onderzoeken of in een individueel geval ontoelaatbaar onderscheid is gemaakt. In deze Legal Update zullen wij beschrijven wat te doen op het moment dat een verzoek wordt ingediend bij het College. Allereerst zullen wij hieronder kort de reikwijdte van voornoemde wetgeving uiteenzetten.

Op grond van de AWGB is het verboden direct of indirect onderscheid te maken op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Indien en voor zover een persoon van mening is dat onderscheid is gemaakt kan bij het College een verzoek worden ingediend om daarover een oordeel te geven. Uit de AWGB/CZ volgt daarnaast dat het verboden is een persoon op grond van handicap of chronische ziekte op een andere wijze te behandelen. Dit verbod houdt mede in dat naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen dienen te worden verricht. Het voorgaande betekent bijvoorbeeld concreet dat een onderneming bij de inrichting van een winkel ook rekening dient te houden met de toegankelijkheid van de winkel voor mensen met een handicap.

De oordelen van het College worden gepubliceerd en hierbij worden ook de namen van de partijen genoemd. Een oordeel van het College kan derhalve negatieve publiciteit opleveren. De oordelen van het College zijn niet bindend en het College kan ook geen schadevergoeding of andere maatregelen opleggen. Daarentegen wegen de oordelen van het College zwaar mee bij de beoordeling door de civiele rechter en kan een oordeel van het College uiteindelijk wel leiden tot aansprakelijkheid en vergoeding van schade. Kortom, alle reden om bij een verzoek aan het College over het handelen van uw organisatie uitgebreid te reageren op dit verzoek en te reflecteren op het handelen van uw organisatie.

Een organisatie die twijfelt over het eigen beleid c.q. handelen kan ook zelf een oordeel vragen aan het College omtrent het eigen handelen. Het College toetst dit handelen vervolgens en kan aanbevelingen doen. Het voordeel van het zelf benaderen van het College is dat de naam van de organisatie in dat geval niet door het College wordt vermeld in het (gepubliceerde) oordeel.

De oordelen van het College zijn vaak gebaseerd op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: ‘EHRM’), hetgeen de interpretatie van de gelijke behandelingswetgeving complex maakt. Een concreet voorbeeld hiervan vormt de rechtspraak van het EHRM, waaruit volgt dat woonwagenbewoners zijn aan te merken als een etnische groep en daarom een beroep kunnen doen op de grond ‘ras’. In beginsel is de procedure bij het College kosteloos en is vertegenwoordiging door een advocaat niet verplicht. Gelet op de complexiteit van de gelijke behandelingswetgeving verdient het evenwel aanbeveling om bij een verzoek aan het College aangaande het handelen van uw organisatie juridische bijstand in te roepen. Wij denken in een dergelijke situatie vanzelfsprekend graag met u mee en kunnen u ondersteunen in de procedure bij het College.

Dit is een Legal Update van Bastiaan Wallage en Petra klein Gunnewiek.

Download als pdf

Specialist(en)